Afgedankte textielproducten

In tegenstelling tot andere afvalstromen, zoals elektrische huishoudtoestellen, valt textielafval, en meer in het bijzonder afgedankte kleding, niet onder een reeks regels waaraan producenten zich dienen te houden met betrekking tot het verzamelen en verwerken van afgedankte producten.

Bij het verzamelen en verwerken van textielafval zijn bovendien, naast gemeenten/intercommunales en gespecialiseerde bedrijven, liefdadigheidsorganisaties betrokken. Een reden om de afvalverzameling op vrijwillige basis te organiseren kunnen we toeschrijven aan het feit dat mensen er - uit morele overwegingen - voor kiezen kleding die nog perfect draagbaar is te schenken aan het goede doel in plaats van zomaar weg te gooien. Nochtans zijn die verzamelde kledingobjecten in de eerste plaats een economisch goed (activa) en wordt slechts een klein gedeelte ervan gratis verdeeld aan mensen in nood. Het grootste deel wordt op de markt verkocht.

Afvalpreventie 

Preventie staat bovenaan de lijst in de Europese afval-hiërarchie en moet ook worden toegepast op textiel. Dit druist echter regelrecht in tegen het business model van de mode-industrie die gebaseerd is op een snelle garderobewissel. Klanten zijn verondersteld elk seizoen nieuwe kleren te kopen om mee te zijn met de huidige modetrends.

Er werd vastgesteld dat de gemiddelde levensduur van een kledingstuk maar één jaar bedraagt en dat de nuttige levensduur van kleding drastisch daalde tussen 1998 en 2005.

Hergebruik van textiel 

Textiel kan in alle toepassingen worden hergebruikt, op voorwaarde dat het niet gecontamineerd is door restafval. Textiel absorbeert immers zeer goed vocht en vuil dat elke vorm van hergebruik belemmert. Tweedehandskleding moet daarom droog, schoon en niet versleten worden ingeleverd.

De verzamelde afgedankte kleding wordt gesorteerd voor hergebruik. Het doel is de niet-herbruikbare stukken en afval te scheiden van tweedehandskleding. De herbruikbare kleding wordt verder onderverdeeld in subgroepen. Omdat het sorteren een manueel en arbeidsintensief proces is wordt het vaak uitgevoerd in lageloonlanden.

De collectie/sortering van afgedankt textiel vereist energie voor transport, sortering en verpakking. Er werd berekend (Woolridge et al. (2006)) dat het energieverbruik zo'n 6 GJ per ton bedraagt en dus veel lager is dan de energie die nodig is voor de productie van diezelfde kleding.

De meerderheid van tweedehandskleding wordt verscheept naar ontwikkelingslanden, vooral naar Afrika. Er bestaat discussie over de vraag of tweedehandskleding eerder een zegen dan een vloek voor Afrika is. Tweedehandskleding kan de lokale kledingindustrie ondermijnen. In de landen ten zuiden van de Sahara gingen zowel de omzet als de tewerkstelling in de textielindustrie dramatisch naar beneden, terwijl de import van tweedehandskleding toenam sinds begin van de jaren 1980. Nochtans kan de terugval van de textielindustrie in de landen ten zuiden van de Sahara ook worden toegeschreven aan de concurrentie van geïmporteerde kleren uit Azië (Brooks and Simon 2012). Veel Afrikanen kunnen zich geen nieuwe kleren veroorloven en de tweedehandsmarkt is voor hen essentieel. In de Centraal Afrikaanse Republiek bedraagt het aandeel van tweedehandskleding 90 %. Bovendien creëert tweedehandskleding tewerkstelling in handel, distributie, herstel, restyling en onderhoud. In Senegal alleen al zouden zo'in 24,000 mensen werken in de sector van tweedehandskleding.

Tweedehandskleding heeft de beste troeven om energie en grondstoffen te sparen. Wanneer de volledige productieketen van nieuwe kleding zou vermeden worden, wordt een energiebesparing tot 330 GJ/t gerealiseerd.

De fractie van herbruikbare kledingstukken is beperkt tot iets meer dan 50 %.

Hergebruik betekent dat de stukken opnieuw worden gebruikt voor de toepassing waarvoor ze origineel werden ontworpen (EC 2008). Wanneer de kleding als het product wordt beschouwd is die voorwaarde pas vervuld als de stukken inderdaad opnieuw als kleding worden gebruikt. Nochtans kan men ook het textielmateriaal als product beschouwen, waardoor de productie van reinigingsdoeken en wipes (CWR) behoren tot een ruimere categorie van "hergebruik". Wanneer de productie van nieuw textiel wordt vermeden, wordt zo'n 200GJ per ton energie bespaard.

Routes of collected end-of-life textiles in Germany by 2013 (Korolkow 2015)

Waar gaat afgedankt textiel naartoe? Situatie in Duitsland 2013 (Korolkow 2015)

Acknowlegdement:

Korolkow J., 2015. Konsum, Bedarf und Wiederverwendung von Bekleidung und Textilien in Deutschland, Studie im Auftrag des bvse-Bundesverband Sekundärrohstoffe und Entsorgung e.V., RWTH-Aachen, Institut für Aufbereitung und Recycling, Aachen.

Textiel op basis van polymeren

Synthetische textielvezels zijn - net zoals kunststoffen - polymere producten (zo hebben PET-flessen en polyester-fleece-truien een identieke chemische samenstelling) en worden via een extrusieproces geproduceerd. 

Polyester/katoen wordt vaak toegepast in allerhande textielartikelen en is een soort gefunctionaliseerde kunststof, waarin de katoenvezels zorgen voor het draagcomfort en de polyester ervoor zorgt dat het textiel sterker is en sneller droogt. 

Dit polymere karakter van heel veel textielproducten is interessant in het kader van een circulaire economie. Thermoplastische polymeren die onder andere worden gebruikt in kunststoffen, synthetische vezels, nonwovens en composieten, kunnen telkens opnieuw worden gesmolten waardoor de thermoplastische recyclaten uit polymere EOL-producten telkens opnieuw kunnen worden ingezet in kunststoffen, synthetische vezels en/of vezelversterkte kunststoffen. Helaas gebeurt dit cross-sectoraal gebruik van gerecycleerd textiel nog veel te weinig. 

Ook omgekeerd kunnen afgedankte PET-flessen en PET-folies worden omgezet in R-PET-textielvezels. Het gebruik van R-PET-vezels i.p.v. virgin PET-vezels voor textielweefsels, breisels en nonwovens is trouwens in Vlaanderen vrij goed ingeburgerd. De productie zelf van R-PET-vezels vindt, jammer genoeg, uitsluitend plaats in het buitenland (vooral China).

De meest recente EIPRO-studie (Environmental Impact of PROducts) die de milieu-impact van diverse goederen en diensten in kaart brengt, geeft aan dat kleding voor 2 à 10% verantwoordelijk is van de totale milieu-impact en dit zonder de belangrijke milieu-impact van wasmachines, droogkasten en strijkijzers in rekening te brengen die direct gelinkt kunnen worden aan textiel dat vrij regelmatig gewassen, gedroogd en gestreken wordt.
Fashion en de steeds sneller wijzigende modetrends katalyseren het specifiek verbruik van textiel (in Europa is dit in functie van het land 6 à 16 kg/jaar/inwoner). Door het continu vernieuwen van collecties (soms tot 2 x per maand) genereren de “prêt-à-porter”-ketens een enorme materialenverspilling. Veel initiatieven van grote merken, zogezegd gericht op recyclage, zijn vaak niets anders dan marketingclaims die bovendien neveneffecten hebben zoals het dumpen van ingezamelde, maar in Europa moeilijk verkoopbare kleding in ontwikkelingslanden die de afbraak van de lokale textielproductie in deze landen versnellen.

Deze situatie is op termijn niet houdbaar. Uiteindelijk afgedankt textiel moet als dusdanig geheel of gedeeltelijk herbruikbaar zijn of gerecycleerd kunnen worden tot materialen of grondstoffen die het liefst lokaal / regionaal opnieuw ingezet worden voor de productie van nieuwe producten.