Octroi de bienfaisance

Toen in 1796 het middeleeuwse systeem werd afgeschaft waardoor steden belastingen konden heffen op de invoer van levensmiddelen, werd een nieuw stelsel -  "octroi de bienfaisance"  - ingevoerd dat de steden in staat stelde hun inkomsten aan te vullen.

Ondanks de naam werd deze belasting op consumptiegoederen gezien als asociaal en trof ze ook de minder gegoeden. Vanaf de jaren 1840 werd gezocht naar alternatieve oplossingen. Uiteindelijk werd het op 21 juli 1860 afgeschaft.

Om de gemeenten toch te blijven financieren werd het Gemeentefonds opgericht. 
 

Octrooi: bron van stedelijke inkomsten

De belastingen of octrooirechten werden doorgaans geïnd aan de grenzen van de stad of de gemeente, aangeduid door grenspalen. Oude steden hadden vaak stadswallen met stadspoorten waarlangs de goederen werden ingevoerd en een ideale locatie vormden voor het oprichten van octrooibureaus. Steden zonder poorten richtten octrooihuisjes op langs de invalswegen. Wanneer steden een haven hadden langs een rivier of kanaal, moest men ook daar aangifte doen aan een octrooikantoor. 

Transitgoederen

Wanneer goederen niet voor intern gebruik bedoeld waren, kon men via "doorvoer zonder stilstand" de stad doorkruisen. Binnen een bepaalde tijd moest men dan de stad weer verlaten en kreeg men de betaalde som terug. Bij een andere procedure, goederen in "transit", mocht men deze maximaal drie dagen in de stad opslaan. Indien de goederen binnen deze tijd de stad niet hadden verlaten, moest men ze lokaal verkopen en toch belasting betalen. 

De foto boven toont de Dampoort in Gent, waarvan één van de doorgangen "Oktrooidoorgang" heet, de plek waar dit octrooirecht werd geïnd.